Joop Schuur (50) is productieleider bij interieurbouwer Vorm Martini in Groningen. Daarnaast is hij al 15 jaar praktijkopleider. Interessant en leuk werk dat niet alleen didactische vaardigheden vraagt, zo blijkt.
Hoe ben jij in deze branche verzeild geraakt?“Op mijn achttiende wilde ik niet meer naar school. Ik had een schildersopleiding gedaan maar werk in de interieurbouw leek me veel leuker. Op een zeker moment kreeg ik een baan aangeboden. Daarbinnen heb ik me snel ontwikkeld. Na verloop van tijd mocht ik ook leiding geven. Ik vond zelf dat ik daar eigenlijk nog niet aan toe was. Wat moet je als twintiger nou tegen iemand van 50 zeggen? Maar als je open en eerlijk bent, dan kom je een eind. Sinds een jaar of 15 ben ik ook praktijkopleider.”
Over welke eigenschappen moet je als praktijkopleider beschikken?“Om te beginnen moet je goed met mensen kunnen omgaan. Voordat leerlingen hier stage lopen, komen ze op gesprek. We hebben 15 man in de productie. Als daar 2 stagiaires bij komen is het best lastig om die goed te begeleiden. Gelukkig hoef ik dat niet allemaal alleen te doen. De groep is heel capabel, die begeleiden onze stagiaires natuurlijk ook. Hier horen leerlingen er gelijk bij. En we laten ze ook niet alleen maar vegen. Het is wel de bedoeling dat ze zoveel mogelijk leren. Ze krijgen een lijst met opdrachten mee, daar gaan we stevig aan werken.”
In 2019 werd je uitgeroepen tot beste praktijkopleider van Groningen. Het juryrapport vermeldde onder meer dat jij de ontwikkeling van de student centraal stelt.“Dat is ook echt zo. We proberen ze hier de techniek bij te brengen, maar ik zie ook dat veel jongeren met andere problemen worstelen. Er is veel druk vanuit social media, er wordt gepest of ze hebben problemen thuis. Dat soort strubbelingen maakt zo’n leertraject ook een stuk moeilijker. Vanuit opleidingen is daar niet altijd aandacht voor. Ik heb wel eens een jongen gehad met een leerbeperking. Hij had concentratieproblemen en hij had last van geluiden. Dan wordt het toch wel moeilijk om in deze branche te werken. Een andere keer had ik een meisje dat problemen thuis had. Daardoor liep het op het werk ook niet. De opleiding zegt dan: ‘We stoppen met deze stage’, maar daarmee is ze niet geholpen. Ik heb toen alles op alles gezet zodat ze haar diploma zou halen.”
En de techniek?“Ik weet vrij snel of ze het in de vingers hebben. Bij binnenkomst laat ik ze iets uitvoeren, daarmee weet ik binnen 2 dagen welk niveau ze hebben en of ze geschikt zijn voor dit werk. Gemiddeld zijn de leerlingen hier zo’n 10 weken. In die tijd kan je veel leren, maar het is ook zó voorbij. Als ik het niet zie zitten in iemand, dan zeg ik dat ook. Dat zijn geen leuke gesprekken.”
Wat is het leukste aan dit werk?“De diversiteit aan mensen. Qua niveau en qua afkomst. En ik vind het leuk om mensen vooruit te helpen. Door mijn ervaring zie ik ondertussen ook wie waar goed in is. Zo kwam er 2 jaar geleden een jongen die opgeleid was tot archeoloog. Ik heb hem laten testen op de werkvoorbereiding. Dat deed hij hartstikke goed, dus nu is hij werkvoorbereider. Het is steeds lastiger om de juiste mensen te vinden. De laatste jaren probeer ik ‘handige Harry’s’ uit andere disciplines binnen te halen. Dat gaat redelijk. Zo hebben we een jongen die speeltoestellen plaatste door heel Nederland maar dichterbij huis wilde werken. Hij is niet alleen heel handig, maar kan ook goed met mensen omgaan. Daarom heb ik hem gevraagd praktijkopleider te worden. Dan kan ik ook een stapje terug doen.”
Heb je nog tips voor leerlingen of praktijkopleiders?“Voor leerlingen: kom op tijd en luister naar mensen die al heel lang in het vak zitten. En doe je best. Je bent er toch al, dan kun je net zo goed je uiterste best doen. En voor praktijkopleiders: mbo’ers hebben meer begeleiding nodig dan ze nu krijgen. Ze zijn er nog niet aan toe om alles zelf te doen, ook al denken ze op de opleiding van wel. Neem ze af en toe aan de hand en luister goed naar ze.”